De binnenstadactiviteiten en precario
Vorige week dinsdag heeft Jan Haring namens OSH/BSM ingesproken tijdens de commissievergadering van de gemeente Hoorn tijdens de behandeling van het onderwerp Aanpassing Verordening Precariobelasting om te voorkomen dat BSM vanaf 2018 voor alle in gebruik genomen gemeentegrond voor haar evenementen en markten precariobelasting moet gaan afdragen. Bij vrijwel alle politieke fracties is er begrip voor onze stellingname en ziet men ook de ongelijkheid, willekeur en onwerkbaarheid van het voorstel zoals het nu ter tafel ligt.
In de uitwerking zoals voorgesteld door de afdeling Belastingen is sprake van een grote mate van onredelijkheid en ongelijkheid. Het gaat uit van het principe dat bij commerciële activiteiten precariorechten moeten worden betaald.
Om dit met een voorbeeld te illustreren, bij het HDA autospektakel en het Oldtimerfestival zijn er bijvoorbeeld geen handelsactiviteiten. Toch wil het college voor elke geplaatste auto in de toekomst precario gaan heffen. De woensdagactiviteiten en -markten worden in zijn geheel belast terwijl het merendeel van de kraamhouders zeer beperkte omzetten draait en vaak vanuit bijzondere omstandigheden zich hier mee bezig houdt. De ongelijkheid blijkt ook uit het vrijstellen van bijvoorbeeld de Kunst en Cultuurmarkt en Speeldag, terwijl, om een ander voorbeeld te noemen het evenement Hoorn Modestad wel in aanmerking zou komen voor een precarioaanslag.
Het gelijkheidsbeginsel, waaruit de hele discussie is ontstaan, gaat volgens OSH/BSM dan ook niet op omdat nu de beoordelingscriteria voor het organiseren van een markt of evenement niet gelijk zijn. Handhaving van de voorstellen zoals die nu voorliggen betekent een extra aanslag op het budget van BSM voor 2018. Dat houdt in dat voorgenomen activiteiten voor 2018 op de tocht staan of zelfs moeten worden geschrapt. Er is gelukkig enig licht aan het einde van de tunnel want na een goede discussie is besloten dat het college met een aangepast voorstel moet komen waarin er een onderscheid gemaakt moet gaan worden welke kraamhouders commercieel en welke op amateurbasis een kraam of standplaats in gebruik nemen. Uitgangspunt moet zijn dat wanneer er geen pure commercie bedreven wordt er geen precario geheven moet gaan worden. Of dit uiteindelijk een goede en juridisch en werkbare verordening oplevert is de vraag.
De discussie wordt dus nog vervolgd. Het blijft belangrijk dat OSH/BSM zich met deze materie blijven bemoeien om te voorkomen dat een forse kostenverhoging onze activiteiten financieel in de problemen brengt.